but

zelfstandig naamwoord
  1. Een soort platvis die voorkomt in de Noordzee en vaak wordt gevangen voor consumptie. zelfstandig naamwoord
    De visser ving een grote but tijdens zijn tocht op zee.
    But is een populaire vissoort in de Nederlandse keuken.
  2. Een beschadiging of deuk in een oppervlak, vaak veroorzaakt door een stoot of slag. zelfstandig naamwoord
    Er zat een flinke but in de deur van de auto na het ongeluk.
    Hij probeerde de but in de muur te repareren met plamuur.