Eenvoudig van aard, niet ingewikkeld of complex; gemakkelijk te begrijpen of uit te voeren. bijvoeglijk naamwoord
De instructies waren heel simpel te volgen.
Het probleem was veel simpeler dan ik had gedacht.
Onderscheidend door zijn eenvoud, vaak in de zin van onbedorven of puur. bijvoeglijk naamwoord
Ze hield van eenvoudige, simpele gerechten.
Hij droeg altijd simpele kleren zonder poespas.
In de context van karakter of gedrag: niet ingewikkeld of veeleisend, vaak in de zin van ongedwongen of onpretentieus. bijvoeglijk naamwoord
Hij is een simpele man die tevreden is met weinig.
Haar simpele aard maakt haar erg sympathiek.